Gisteren organiseerde ik samen met mijn collega’s het ochtenddeel van de zesde BDB-bijeenkomst voor een groep ’nieuwe collega’s’ in Haarlem. We zijn over de helft van het traject. Vanochtend stond in het teken van het introduceren van de opdrachten voor de tweede periode en een inleiding over het ontwerpen van onderwijs. In deze blogpost beschrijf ik mijn indrukken van vandaag, ook om mijn collega’s op de andere locaties te informeren. Deze blogpost is onderdeel van een serie.
Ontwerpen van onderwijs
De afgelopen periode hebben de cursisten gewerkt aan het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van een enkele bijeenkomst met studenten, aan de hand van een lesvoorbereidinsgformulier en didactische verantwoording hiervan. Deze ontwikkeling gaat door in de nieuwe periode van het BDB-traject. Daarnaast is het ook belangrijk voor de cursisten om kennis te nemen van andere onderwijsontwerpvraagstukken binnen de hogeschool, zoals daar is het herontwerp van curricula (vaak op basis van blended learning), flexibilisering, kwaliteit van afstuderen, werkplekleren, etc. Een rondje langs de cursisten levert op dat de meesten al kniediep in dit soort vraagstukken zitten. Dat zegt zeker iets over de kwaliteit van deze cursisten, maar ook iets over de hogeschool, en haar behoefte aan veelzijdige docenten!
Om de complexiteit van deze onderwijsontwerpvraagstukken te duiden gebruiken ik het curriculaire spinnenweb van de SLO. Hier worden tien onderdelen van het curriculum beschreven op drie curriculumniveaus. De draden tussen deze onderdelen en niveaus geven aan dat alle onderdelen met elkaar samenhangen. Trek aan het ene draadje, dan bewegen ook de andere onderdelen. Het is belangrijk voor de cursisten, nieuwe collega’s, om inzicht te krijgen in de complexiteit van het ontwerpen van onderwijs op meso-niveau, en welke stakeholders daarbij betrokken zijn.
Het ontwerpen van onderwijs betreft een cyclisch proces. Het begint met het in kaart brengen van de huidige situatie, waar ergens een instructieprobleem of verlegenheidssituatie schuilt, en het schetsen van de gewenste situatie, waarbij wat mij betreft ambities mogen spreken. Om vervolgens beredeneerd een prototype te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren, binnen de mogelijkheden en beperkingen van de context. Op basis van de evaluatie stel je vervolgens het ontworpen onderwijs weer bij. Hierbij maken we gebruik van ontwerpmodellen, zoals ADDIE, IDI en het model van Dick & Carrey.
Terwijl ik dit schrijf besef ik mij de beperkingen van dergelijke modellen. Het biedt structuur, maar de valkuil is dat je vaak gericht bent op het ontwerpen van de vakinhoud, en niet zozeer met de interactie tussen studenten en docent. Het IDI-model en model van Dick & Carrey houdt m.i. al wat beter rekening met deze interactie dan het ADDIE-model. Er zit een volgordelijkheid in de stappen die het ontwerpen van onderwijs ook kan vertragen. Het onderwijs ontwikkeld zich in rap tempo, en als docent heb je iedere dag te maken met veranderingen die wellicht een aanpassing van het ontwerp vragen. Het ontwerpen van onderwijs vraagt ook flexibiliteit.
Competentiegericht onderwijs
De cursisten noemen ontwerpvraagstukken waar ze mee te maken hebben. Ze spreken over gebrek aan verticale en horizontale samenhang tussen onderwijseenheden, leerlijnen dus, ontwerpen van complete onderwijseenheden en een enkele is al betrokken bij het herontwerp van het curriculum op basis van het 4C/ID model. Daaronder ligt mijns inziens de moeder van alle onderwijsontwerpvraagstukken: wat is de visie op opleiden in de hogeschool, wat is de visie op leren en lesgeven van de opleiding? En toen bleef het even stil…
He gesprek met de cursisten gaat over competentiegericht onderwijs. Wat is een competentie? Hoe ontwikkel je competenties? Wanneer weet je of een student zich heeft ontwikkeld tot een (start)bekwame professional? Uitgangspunt hierbij is een authentieke complexe beroepstaak en het belang van een integratieve benadering van het aanleren van K+V+A. Onderdelen die vaak apart worden aangeboden, ontdekken de cursisten van de medische MBRT-opleiding. Compartimentering en fragmentering van het leerproces. Voor Jeroen van Merrienboer o.a. aanleiding voor het ontwikkelen van het 4C/ID-model inclusief rationale. Met de cursisten neem ik dit model door. Het is niet dé visie, maar wel een beredeneerde visie hoe je studenten leert om complexe taken uit te voeren. Over het 4C/ID model heb ik eerder een uitgebreide blogpost geschreven.
De boodschap is dat een student zich dient te ontwikkelen in competentiegericht onderwijs. De cursisten geven dat het lastig is om te beoordelen wat een student in een specifieke fase van de opleiding moet kennen en kunnen. We spreken over de integratieniveaus in het hbo: beroepsgeschikt, professionaliserinsgbekwaam en startbekwaam. De ontwikkeling naar het integratieniveau startbekwaam vraagt tussenliggende niveaus, waarbij de leertaken voor de student in complexiteit toenemen en de mate van begeleiding afneemt. Het bereiken van het niveau startbekwaam blijkt uit de diversiteit en complexiteit uit de opgedane praktijkervaring.
In ieder geval dient er in de opleiding een duidelijk onderscheid gemaakt te worden in een funderende fase, waarbij het gaat om het leren van de praktijk, en een verdiepende fase waarin het leren in de praktijk voorop staat. De funderende fase sluit aan bij het integratieniveau beroepsgeschikt en de verdiepende fase bij het integratieniveau startbekwaam. Het integratieniveau professionaliseringsbekwaam betreft dan de fase waarin de student deze overgang maakt. Omdat het handelingsrepertoire en de kennisbasis gedurende de opleiding steeds complexer en gevarieerder wordt, kunnen de leertaken die door de student worden uitgevoerd ook complexer zijn, waarbij de mate van zelfstandigheid en zelfregulering van de student toeneemt.
Leerpunten
Soms wil ik te veel, soms laat ik mij verleiden tot te veel. Te complexe onderwerpen in een beperkte tijd. Boeiend, maar dosering is belangrijk. De dialoog met de cursisten wordt er niet minder waardevol door, maar de structuur kon scherper. Ik vind het belangrijk dat we aandacht hebben besteed aan de curriculumontwikkelingen op hogeschool niveau, en wellicht moeten we deze ontwikkelingen wat meer gaan toelichten, om vervolgens aandacht te besteden aan de visie op onderwijs in de context van beroepsonderwijs: wat is de visie op opleiden? We hadden nu wat weinig tijd om hier actief aan de slag te gaan met deze onderwerpen, met name omdat er nogal wat geïntroduceerd moest worden. We moeten ons gaan aanleren dat we dergelijke zaken vooraf aanbieden via een weblecture, opdat we onze tijd samen zo effectief mogelijk kunnen benutten.
We hebben weer een aantal opdrachten opgestart. Studenten hebben behoefte aan overzicht. Volgende week is het van belang om even goed de tijd nemen om de digitale omgeving zo in te richten dat het de studenten kan begeleiden in het uitvoeren van hun taken. Workshops klaar zetten voor het organiseren van peer-review rondom de definities van opdrachten, handreikingen, etc.
En dan is het zaak om te genieten van de kerstvakantie en even op te laden voor het laatste gedeelte van het BDB-traject. Want zowel de cursisten als ik zijn wel toe aan een beetje rust in ons hoofd.
Gebruikte bronnen:
Fransen, J. (2007). “Je groeit in het (competentiegericht) onderwijs.” Tijdschrift voor Lerarenopleiders 28: 31-38.
Hoi Jeroen, mooie reflectie in deze Blog post over BDB.
Volgende week zien wij elkaar en kijken naar de mogelijkheden die videoreflectie en het veilig delen van daarvan onze Hogeschool bied’t.
Mvg,
Tom Visscher