Op de SURF Onderwijsdagen liet ik mij bijpraten over de Digitaliseringsimpuls Onderwijs, of Npuls zoals het binnenkort gaat heten. Het betreft een programma om het onderwijs in het mbo, hbo en wo te verbeteren door de kansen van digitalisering beter te benutten. Hiervoor is het bedrag van €560 miljoen euro toegekend door het Nationaal Groeifonds. Om de ambities te verwezenlijken is een gezamenlijke veranderaanpak nodig. Tussen onderwijsinstellingen, en organisaties zoals SURF, NRO en organisaties buiten het onderwijs. Hoe gaan we dat doen? In de sessie werd hier met de aanwezigen het gesprek over gevoerd.
Doelstellingen Digitaliseringsimpuls
Waarom is een impuls nodig? Elsbeth Vonkeman (Vereniging Hogescholen) en Manon Geven (MBO Digitaal) nemen ons kort mee. Het betreft een groeifonds van Economische Zaken en kent drie doelstellingen.
Ten eerste het verbeteren en vasthouden van de kwaliteit van het onderwijs. Het Nederlandse onderwijs benut hiervoor onvoldoende kansen van digitalisering en dat leidt tot internationale achterstand. De tweede doelstelling betreft het vergroten van het aanpassingsvermogen van het onderwijs. Het Nederlandse onderwijs heeft onvoldoende (innovatie-)vermogen om het opleidingsaanbod tijdig aan te passen om veranderingen in de arbeidsmarkt en samenleving te ondersteunen. Het onderwijsaanbod kan zich sneller vernieuwen, toegankelijker worden en flexibeler. Zodat leven lang leren en ontwikkelen in de Nederlandse economie mogelijk wordt gemaakt. Het derde doel betreft de verbetering van digitale vaardigheden van studenten en docenten. Deze digitale vaardigheden zijn nu nog onvoldoende geïntegreerd in de curricula, terwijl de arbeidsmarkt een grote behoefte heeft aan digitaal geletterde afgestudeerden. Dit vergroot de kansenongelijkheid van lerenden.
Waar willen we naar toe? Het gaat om het ontwikkelen van een collectieve verantwoordelijkheid voor de organisatie van het onderwijs, zodat individuele instellingen in staat is om de kwaliteit van het onderwijs blijvend te verbeteren. Het programma is gericht op het faciliteren van deze ontwikkeling en het stimuleren van het onderling leren en inspireren. Bestaande activiteiten, zoals het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie & ICT, komen hierbij samen en vormen een basis voor het succesvol uitvoeren van dit programma.
Hubs en CTL
Twee onderdelen uit het programma die naar voren komen in het gesprek zijn de transformatiehubs en de Centers for Teaching & Learning (CTL). Een transformatiehub is een gemeenschap van docenten, lerenden, onderzoekers, werknemers, werkgevers en leveranciers die zich met een van een specifiek onderwijsvraagstuk in de praktijk bezighouden. Twee thema’s zijn bekend: (1) digitale leermaterialen en (2) wendbaar en efficiënt georganiseerd onderwijs.
Het is de bedoeling dat alle instellingen een CTL inrichten. Het is een ‘plek’ waar docenten(teams) terecht kunnen voor advies en docentprofessionalisering over het vernieuwen van hun onderwijs. Via de CTL’s worden de generieke kennis en toepassingen die worden ontwikkeld toegepast in de praktijk van de docenten.
Verandermotoren
Hoe gaat de aanpak er uit zien? Waar begint de verandering? Wat zijn de ‘verandermotortjes’. Hoe gaan we deze benutten? We streven naar een collectieve oplossing die ook collectief ervaren wordt.
Hieronder benoem ik een aantal onderwerpen en aandachtspunten die in de sessie naar voren kwamen.
Het is dus de bedoeling dat een en ander bij de docenten terecht komt. Het is echter maar de vraag of je dat via een ‘centrale’ aanpak zoals een CTL bereikt. Een netwerkaanpak waarbij docenten met elkaar verbonden raken, het stimuleren van teamleren is een belangrijke succesfactor bij onderwijsinnovatie én docentprofessionalisering. Uit het publiek komt het pleidooi om wel evidence informed te werk te gaan en gebruik te maken van onderzoek als het gaat om de ‘verandermotoren’.
Het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs gebeurt in het primaire proces, en dat vraagt letterlijk tijd en ruimte. En deze tijd is er nu vaak niet voor docenten, wordt aangegeven. Je kan tijd voor initiatieven uit de Digitaliseringsimpuls dus niet weghalen bij docenten. Geef docenten ruimte en tijd om te experimenteren met evidence-informed aanpakken en stimuleer hiermee het onderzoekend vermogen, en duurzame kennisontwikkeling en kennisdeling, zodat dit kan bijdragen aan duurzame onderwijsverbetering. Betrek studenten ook nadrukkelijk bij dit proces, wordt geadviseerd.
De rol van teacher leaders in onderwijsinnovatie wordt benadrukt. Docenten moeten zich kunnen ontwikkelen tot teacher leader, en hun rol moet ook structureel gefaciliteerd worden. Teacher leaders, ik denk aan de Masters Leren & Innoveren, spelen een belangrijke rol in de teams en het ontwikkelen van een feedbackcultuur. Benut de talenten uit deze teams.
Een nuchtere opmerking uit het publiek betrof het ‘enorme bedrag’ van €560 miljoen. Dat lijkt veel, reken het om naar het aantal fte’s bij de instellingen, en dan valt het wel mee. Er werd gepleit voor een aanpak die gericht is op het versterken wat nu al doen, en ons niet laten verleiden om nieuwe dingen te gaan doen die ‘erbij komen’.
En hoe weten we nu of we goed bezig zijn? Hoe gaan we dat meten? Er werd gepleit om resultaten van de verandering snel zichtbaar te maken, en dat moet zichtbaar worden in het activeren van het leren van studenten. Dat kan een belangrijk ‘vliegwiel van de transformatie’ zijn! En bij succesvolle transformaties krijgen docenten het vertrouwen om deze transformatie vorm te geven. Stimuleer teacher agency. En dat is een grote uitdaging.
Zo’n beetje alles wat besproken werd zijn wat mij betreft belangrijke succesfactoren voor onderwijsinnovatie. Het leren van docenten en docententeams, en het ondersteunen van dit leren, en hoe we dit organiseren is de kern van het vraagstuk. Het raakt de wijze waarop we het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van het onderwijs op de instellingen organiseren. Willen we onderwijsinnovatie verder brengen, de kwaliteit van het onderwijs continu verbeteren, dan vraagt dit het bedenken van creatieve oplossingen om docententeams te faciliteren in het samen ontwikkelen van innovatief onderwijs. Na vier jaar Versnellingsplan zie ik mijn instelling kleine veranderingen zichtbaar worden, maar zie ik ook traditionele systemen en denken in de weg staan voor verdere transformatie, en uiteindelijk ook de ambities van de Digitaliseringsimpuls Onderwijs.
Nog een aanvulling over de rekensom, van het totale bedrag omgerekend per FTE: het geld gaat deels naar de scholen in de vorm van CTL. Een flink deel is ook gereserveerd voor de ICT voorzieningen die we voor de 3 sectoren gaan aanleggen om LLO te ondersteunen.
Welke behoeftes die precies moeten gaan vervullen, moet uit de hubs komen. De voorzieningen ontwerpen, ontwikkelen, realiseren, technisch aansluiten en adoptie etc komt ook uit NPulse. Zoals het er nu naar uit ziet.