Leervlak

Janneke van de Pol over scaffolding

Leestijd: 5 minuten

Ik heb naast dit blog een tijdje gewerkt met een ‘kladblog’, in Tumblr. Gisteren kwam ik daar mijn aantekeningen over ontwerpgericht onderzoek tegen. Ik herlas ook mijn ‘live notes’ van een #INHMLI sessie (december 2013)  met dr. Janneke van de Pol over het onderwerp scaffolding (bekijk ook deze video op Leraar24)een onderwerp waar van de Pol op gepromoveerd is. Mijn kladblog gebruik ik eigenlijk niet meer, de bijdrage past prima op dit blog dus vandaar deze repost. 

Scaffolding in docent-leerling interactie
Het onderwerp sluit aan op het thema differentiatie. Externe differentiatie (organiseren van onderwijs, wat je aanbied) en interne differentiatie (hoe je in de klas omgaat met verschillen, op niveau, maar ook in interactie tussen leerling en docent).

Scaffolding sluit aan bij theorie van Vygotski, over de zone van naaste ontwikkeling: wat kan de leerling al zelf, en waar kan de leerling komen met behulp van de docent, in interactie met anderen. Hoe je van het ene niveau naar het andere komt, noemen we scaffolding.

Het begrip is een metafoor: een steiger. De leerling is een ‘bouwvakker’ die bouwt aan het ‘gebouw’ van kennis/lesstof (actieve kennisconstructie), ondersteund door de ondersteuning van de docent (de steiger). Het doel is dat het gebouw zelfstandig blijft staan.

Kritiek metafoor:

– staat de lesstof altijd zo precies vast?
– weinig variatie mogelijk in hulp (vrij statisch)

Drie hoofdkenmerken
Scaffolding gaat om hulp van docenten (maar niet alle hulp van docenten is scaffolding) met de volgende kenmerken:

– adaptiviteit/contingentie: hulp aangepast aan de leerling
– fading
– overdracht van verantwoordelijkheid

Adaptiviteit bereik je niet in je eentje: betreft zowel leerling als docent. Er wordt vaak alleen gekeken naar de docent (mate van sturing). Het is altijd adaptief ten opzichte van iets of iemand (begrip leerling).

Mate van sturing van docent: van geen sturing naar veel sturing.
Begrip leerling: van laag/geen van deels naar goed

De mate van sturing aanpassen aan de begrip van de leerling. Deze beïnvloeden elkaar. De hulp die gegeven wordt is dus afhankelijk van de leerling.

Vraag: Het is moeilijk om het niveau van de leerling in te schatten als docent op basis van diagnosticerende vragen. Er zit veel ruis in de informatie die leerlingen geven, zeker als kennis nog niet op niveau is. van der Pol: vraagt ook om een cultuurverandering, de docent die met leerlingen deelt wat hij wilt weten en waarom.

Scaffolding hulp is tijdelijk: neemt af. Het bevordert de autonomie van de leerling: overdracht van verantwoordelijkheid.

Vraag: is fading niet hetzelfde als overdracht van verantwoordelijkheid? 

Kritiek conceptualisatie:

1. Adaptief handelen resulteert automatisch in fading, fading als kenmerk is overbodig.
2. Het verschil tussen fading en overdracht van verantwoordelijkheid is niet duidelijk

Fading is meer gericht op de taak, overdracht van verantwoordelijkheid meer gericht op het proces van de leerling, ook gericht op de toekomst.

Misconceptie. Een docent die leerlingen de ruimte geeft om zelf te zoeken, ook als het begrip laag is, betreft geen fading, maar is een onderdeel van contingentie, mits beredeneerd.

Uitdaging van scaffolding: groepsgrootte.

Scaffolding: hoe doe je dat?
– model: 4 concrete stappen
– eerst niveau bepalen, dan pas helpen (dat gebeurt weinig)

1. Diagnosestrategieën: om het actuele niveau van de leerling te bepalen. Wat weet een leerling al wel of niet? Komt weinig voor.

Waarom vinden docenten diagnose zo moeilijk?

– egocentric bias: hoe meer expert je bent, hoe moeilijker het is om je te verplaatsen in het niveau van de leerling.
– gebruik niet-valide cues (verbaal en non-verbaal). Docent: “Snap je het? Leerling: Ja! [maar is dat ook daadwerkelijk zo?]
– tijdnood
– te weinig handvatten

2. Diagnosecheck: nagaan of je eigen interpretatie van de kennis van de leerling klopt. Toon is belangrijk.

3.Hulp strategieën: vrage stellen, uitleg geven, instructie geven, voordoen. Doelen zijn cognitief, metacognitief, affectief.

4. Begripscheck: nagaan of de leerling iets heeft opgestoken van de hulp: is het actuele niveau (zie stap 1) overstegen en het potentiële niveau bereikt?

Gedachten:

De kern van scaffolding is het aansluiten van ‘iets’ op ‘iets’. Het lastige is om blijkbaar dat ‘iets’ goed te definieren. Dewey en Vygotski praten natuurlijk ook al over ‘aansluiten’, maar theorie van scaffolding gaat meer in op hoe je dat doet, de interventies. Scaffolding betreft ook het duidelijk formuleren van een eindniveau: het gaat om het bepalen van de afstand van de zone van naaste ontwikkeling.

Effecten van scaffolding
Adaptieve hulp is effectief:

1. In ouder kind interacties
2. In tutoring situaties

Maar is het ook effectief in klassensituaties? Er bleek nauwelijks evidence based bewijs hier voor te zijn. Deze vraag stond aan de basis van promotieonderzoek van van de Pol.

Onderzoeksmodel:

Scaffolding: training > Scaffolding gedrag docenten > Engagement en prestaties van leerlingen.

Twee groepen VMBO-klas, lessen over EU. Een groep met docent die scaffolden, een groep met docenten die niet scaffolden. Gemeten n.a.v. effectiviteit training.

Effectiviteit van de training: bij docenten die wel meededen aan de training, gaven adaptievere hulp.

Waardering van leerlingen van de hulp: hoe prettig vonden zij het. Je zou zeggen dat de waardering voor de hulp zou toenemen, omdat de leerlingen voelde dat ze serieus genomen werden. Maar de praktijk kan ook zijn dat de waardering voor de hulp juist door scaffolding afneemt, omdat de leerlingen gefrustreerd raken omdat ze niet direct geholpen worden.

On-task gedrag: in hoeverre zijn de leerlingen aan het werk. On-task gedrag neemt af. Juist door de scaffolding worden de lln. meer geholpen waardoor ze sneller klaar zijn met de taak,  of het kan zijn dat ze juist langer moeten wachten op hulp, waardoor er toename is van off-task gedrag. De theorie zou zeggen: je wordt beter aangesproken op je niveau, dus je bent beter in staat om zelf verder werken.

Prestaties: bij beide groepen is er sprake van stijging. Leerlingen in de scaffolding-groep gingen echter meer vooruit. Verklaring kan zijn dat de hulp die aansluit bij het juiste niveau er voor zorgt er dat leerlingen zelf beter verder kunnen, leidt tot hogere prestaties.

Conclusie:
– scaffolding wordt gewaardeerd door leerlingen
– maar gaat samen met meer off-task gedrag
– kan positieve effecten op leerprestaties

De docenten die echt achter het idee van scaffolding stonden, die passen het nog steeds toe. Andere docenten blijken ‘weer terug bij af te zijn’. Het is dus belangrijk om dit construct op schoolniveau te krijgen.

Docenten gaan vaak gelijk over op hulpstrategieën. We komen weinig te weten over het begrip van de leerling: er wordt vaak geen beginniveau bepaalt. Typische interactie is kort, en de docent is veelal aan het woord.

Bij docenten die wel scaffolding toepassen is het belangrijk dat dit niet alleen ‘claims of understanding’ uitlokt bij leerlingen, maar ook ‘demonstration of understanding’. Kenmerkend is dat leerlingen veel meer aan het woord zijn, de hulp sluit aan op de kennis van leerlingen: adaptiviteit.

Algemene tips
– Onderscheid maken tussen claims of understanding en demonstration of understanding;
– Wat weten leerlingen al wel? Niet alleen wat weet je nog niet? Dat maakt scaffolding ook lastig: aansluiten op voorkennis en gebrek aan voorkennis.
– Niveau van zelfwerkzaamheid.
– scaffolding is aanpassen van het niveau van hulp, sturen mag
– benadruk de rol van de leerling in het scaffolding proces

Klassikale scaffolding (Smit & van Eerde, 2013)

Kenmerken:
– Diagnosis (tussen de lessen, tijdens de lessen)
– Responsiveness (vergelijken met fading)
– Handover to independence

Bij responsiveness wordt onderscheid gemaakt in high support en low support.

van de Pol: ik weet niet zeker of klassikale scaffolding bestaat, want adaptiviteit gaat om het aansluiten bij de zone van naaste ontwikkeling van een specifieke leerling, ongeacht de groepsgrootte.

van de Pol: interessant om te onderzoeken om leerlingen te leren scaffolden: wat doet dat? hoe werkt dat? hoe kant dat?

De meest gehoorde vraag bij leerlingen is: “Ik snap het niet”.

Het betreft co-regulatie: samenspel van student judgment of learning (daar zijn ze niet zo goed in, dus dat moet je ontwikkelen) en teacher judgment of learning (ook daar is sprake van een overschatting van kennis en kunde van docenten).

Mobiele versie afsluiten