Categorie: icto

  • Focusgroup interview met ZingThing

    Leestijd: 2 minuten

    In kader van het onderzoek Students’ Voices: Laat jongeren nu ook eens aan het woord over ICT heeft het lectoraat eLearning gisteren haar eerste focusgroup interview gehouden. Om deze gesprekken te faciliteren en vast te leggen gebruiken we ZingThing, waar ik eerder deze week al over heb geblogd. Gistermiddag hadden we een goed gesprek met studenten.

    Leerpunten

    • We hadden de vragenlijst binnen een uur in de Template Editor van ZingThing verwerkt. Dat viel ons niet tegen;
    • Het is goed om een hele serie agendapunten (dat zijn eigenlijk de vragen) in de template te verwerken. Pas als je een sessie gaat inrichten bepaal je welke agendapunten het best passen bij de doelgroep;
    • Het installeren van de hardware gaat voorspoedig.
    • Het begin van een sessie kan even druk zijn. Studenten hebben gelijk door hoe het werkt en beginnen met typen als jij aan het uitleggen bent. Je kan de toetsenborden later uitdelen, zodat je een rustig begin van het gesprek hebt.
    • Gebruik een ijsbreker, om voorkennis te activeren, maar ook om te zien wat het effect van ZingThing is.
    • Als deelnemers op een idee worden gebracht door een ander, aanmoedigen om vooral nog een bijdrage te leveren. Dat is het interessante, informele proces, dat je daarmee vast kan leggen.
    • Laat twee deelnemers om en om de bijdragen voor lezen. Het klinkt saai, maar het maakt op een of andere manier de bijdragen realiteit en waardevol. Goed voor het gesprek. Maakt ook gelijk discussie los.
    • De moderator achter de computer moet echt goed begrijpen welke tools in ZingThing gebruikt kunnen worden om interventies te plegen om op die manier de inhoud van het gesprek zo goed mogelijk vast te leggen. De moderator kan dan de gespreksleider aanvullen en helpen.
    • De gespreksleider voert het gesprek. De moderator zit achter de computer, kan de gespreksleider aanvullen, maar moet vooral niet te veel mengen in het gesprek. Dat wordt onduidelijk. Dat ging vandaag heel goed.
    • Een sessie van een uur is maximaal. Het valt me op hoe gefocust de studenten bleven. Dat is wel een voordeel van ZingThing, de deelnemers zijn allemaal actief betrokken bij het gesprek.
    • ZingThing is een hulpmiddel. De kwaliteit van het gesprek hangt af van de vragen, werkvormen en de gespreksleider. ZingThing kan dat ondersteunen en mits goed ingezet versterken.

    Video
    Hieronder zie je een videocompilatie van de ZingThing sessie. Mijn collega Hans van Eerden werkt hier met zijn studenten van de PABO. Ik leg heel kort uit hoe het werkt. Je ziet studenten typen, hoe de antwoorden besproken worden en vooral hoe ze op elkaar reageren. Hans pleegt een aantal mooie interventies, maar helaas, dat fragment kreeg ik niet in iMovie geimporteerd.

    Het is een snelle montage van beelden opgenomen met een Flip. Kwaliteit kan beter, maar het filmpje geeft een goed beeld. Met toestemming van de studenten.

  • Kennis creëeren met Zing

    Leestijd: 5 minuten

    ZingthingHet lectoraat eLearning gaat in een aantal van haar onderzoeksactiviteiten gebruik maken van Zing Technologies. Wij kregen vrijdag 9 januari een workshop om kennis te maken met de mogelijkheden.

    Zing is software die je inzet om real-time bijeenkomsten (face 2 face of online) te faciliteren met als doel om met een groep mensen kennis te creëeren.  Zing maakt gebruik van een multi-cursor interface. Deelnemers in een Zing-sessie voeren via hun toetsenbord hun antwoorden op vragen, stellingen, stemmingen, ranking-vragen, etc. tegelijkertijd in. Het verloop van de sessie wordt op deze wijze vastgelegd vastgelegd en wordt verwerkt in een rapportage.

    Hoe werkt het
    Voor een sessie met Zing heb je hardware en software nodig. De software die je gebruikt heet ZingThing of AnyZing. ZingThing gebruik je voor bijeenkomsten online (max. 96 deelnemers) en host je op een webserver. AnyZing gebruik je voor team bijeenkomsten in dezelfde ruimte, de software draait op de computer (via Java op Windows en Mac). Volgens mij heb ik gewerkt met ZingThing 3.6, geïnstalleerd op een lokale server op een notebook. De hardware bestaat uit een aantal draadloze toetsenborden die via USB-dongles een netwerkje vormen en zijn aangesloten op de laptop. Een beamer projecteert de software op een scherm of de muur.

    Hardware: toetsenbord, dongles, hub, laptop en beamer.

    Vervolgens organiseer je een bijeenkomst. Bijvoorbeeld een brainstorm-sessie, een discussie, een training/les of een bijeenkomst met een focusgroup. De bijeenkomst heeft een gespreksleider. De gespreksleider heeft een template voorbereidt in de template editor. In de editor voer je focuspunten in, de gespreksonderwerpen of thema’s. Aan de focuspunten koppel je agendapunten. Dit zijn bijvoorbeeld vragen. In de sesssie reageren deelnemers op de agendapunten via het toetsenbord. Ieder agendapunt wordt apart behandeld. Hun bijdragen komen terecht in de playspaces van de deelnemers (gekoppeld aan naam of anoniem) en zij sturen die naar de teamspace waar de antwoorden verzameld worden.

    De gespreksleider kan doorgaan naar de volgende vraag, maar hij kan ook een intervention toepassen. Bijvoorbeeld door uit de lijst van antwoorden een generiek thema of idee te halen en deze als nieuw agendapunt te koppelen aan de het focuspunt. Er komt een verdiepende laag bij. Die interventie kan een nieuwe vraag zijn, maar o.a. ook een verzoek om te stemmen, elementen te ranken of een meerkeuze-element. Je kan op deze manier acht lagen diep gaan. Zing ondersteund op die manier de strategie van de gespreksleider. Alle stappen worden vastgelegd door Zing. Het eindresultaat kan je exporteren naar bijvoorbeeld Word, Excel, pdf of html.

    In de workshop hadden wij twee gespreksleiders, of moderators. Dat is ook aan te bevelen. De ene fungeert echt als gespreksleider en is met processen in de groep bezig, de andere zit achter de laptop en bedient de software. Als deze twee goed op elkaar ingespeeld raken, dan kan je het hele creatieve proces van een dergelijke bijeenkomt vastleggen en sturen.

    Een screendump van de demo ZingThing. Je ziet op de achtergrond het werkveld met de ruimte voor de focus- en agendapunten en de playspaces van de deelnemers. De antwoorden komen in het tekstveld ‘1. Focus’ te staan (in dit voorbeeld.  Twee vensters op de voorgrond, achteraan het venster met een aantal opties voor interventies. Op de voorgrond een wat onoverzichtelijke Template Editor.

    Toepassing in het onderwijs
    Uiteraard zijn vergaderingen prima uit te voeren zonder Zing. Goede vragen, goede voorbereiding en een goede gespreksleider moeten voldoende zijn. Maar is een gespreksleider in staat om gelijkwaardige input te krijgen van alle deelnemers? In een Zing-sessie heeft iedere deelnemer een toetsenbord en een ‘playspace’. Dat maakt iedereen een actief deelnemer.

    Zing is een interessant hulpmiddel zijn voor onderwijsleergesprekken. Alleen het voorbereiden van een onderwijsleergesprek middels Zing is al een uitdaging, omdat de software je dwingt heel gestructureerd dat leergesprek te ontwerpen. Studenten/leerlingen leveren vervolgens input. Ook de ‘stille leerling achterin’. Je betrekt iedereen met het toetsenbord in handen. De opzet in Zing is gestructureerd, het leergesprek hoeft dat niet te zijn. Een docent die goed met de interventions van Zing kan omgaan, is prima in staat om deze ‘bochten en verandering van richting’ in het leergesprek op te vangen en betekenisvol in te zetten in het leergesprek.

    Het niveau van de werkvormen is afhankelijk van de complexiteit van de vraagstelling. Ik denk aan zinnen in een vreemde taal die leerlingen moeten afmaken, met elkaar bronnen bestuderen en daar feedback opgeven of samen een probleem uitwerken. Het is een tool dat je kunt inzetten om beslissisingen te (leren) nemen, bijvoorbeeld door de denkstrategie de zes denkhoeden van de Bono toe te passen. Op de website van Zing Technologies meer voorbeelden, met name gericht op het activeren van de creativiteit en ‘brainpower’ binnen teams.

    Wat ZingThing voor mij interessant maakt is dat deelnemers elkaars antwoorden zien (dat kan overigens ook anoniem). Deelnemers brengen elkaar op ideeën en inspireren elkaar. Dat leidt tot allerlei interessante (informele-) processen en uitkomsten tijdens een bijeenkomst. Er ontstaat een creatief proces van kennis co-constructie. Een goede gespreksleider versterkt dit middels Zing en maakt dit proces inzichtelijk voor alle deelnemers, door er nieuwe agendapunten van te maken.  De deelnemers zien dat de groep serieus omgaan met de input. Dat is positief voor het verdere verloop en kwaliteit voor de bijeenkomst. Of je de bijeenkomsten face 2 face of online organiseert, ik denk dat het transparant maken van dit soort processen belangrijk zijn voor het functioneren van een groep en het leren binnen die groep.

    Het lijkt me overigens wel lastig om een Zing-sessie met een grote groep te doen. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij is er in de f2f-versie ruimte voor max. 16 deelnemers. Je kan natuurlijk ook teams laten samenwerken, zo kan je met grotere groepen aan de slag.

    Laat jongeren ook eens aan het woord over ICT
    Het lectoraat eLearning gaat Zing Technologies inzetten in het onderzoek “Laat jongeren ook eens aan het woord over ICT“. Dit onderzoek bestaat uit een kwantitatief onderzoek en een kwalitatief onderzoek. In het kwalitatieve onderzoek interviewen we focusgroups door middel van Zing. De focusgroups bestaan uit ongeveer acht deelnemers, die we tegelijk kunnen interviewen. De deelnemers zien elkaars antwoorden en we hopen dat ze dat op ideeen brengt, waar ze in eerste instantie misschien niet aan dachten. Door Zing kunnen we vragen zo stellen dat de deelnemers ook van elkaar gaan leren, en dat levert voor ons hopelijk meer en betere informatie op. En dan is er nog het voordeel dat we de interviews niet meer helemaal hoeven uit te schrijven. We zullen het binnenkort gaan testen.

    Op de website van Zing Technologies kun je een demo van ZingThing gebruiken. Het is software die niet altijd even logisch in elkaar zit, en het vraagt wat oefening om een eerste sessie voor te bereiden. Met name het werken met de template editor is even oefenen. Je kan ZingThing gebruiken in Windows en OS X, hoewel ik op de Mac het idee heb dat niet alles even lekker werkt.

    Het lectoraat gaat de komende weken dus een aantal testen doen en focusgroups interviewen. Ik wil proberen om wat opnames te maken. Met name om te kijken hoe je dergelijke sessies het beste kunt begeleiden en hoe de relatie tussen gespreksleider en moderator achter de software het beste georganiseerd kan worden.

  • Een debatwiki: Debategraph

    Leestijd: 3 minuten

    DebategraphVia een post op de Informal Learning Blog van Jay Cross liep ik vandaag tegen Debategraph aan.

    Debategraph is een webbased tool die concept mapping en de wiki-werkwijze combineert. Je gebruikt Debategraph om op een visuele manier een debat met elkaar te voeren. Nu is dat niet heel spectaculair, dat zou je met een online mindmaptool als MindMeister ook prima kunnen, maar Debategraph gaat verder door relaties aan te geven tussen de verschillende debatten die ‘gevoerd’ worden op het platform. Zo geeft het inzicht in de relaties tussen de verschillende debatten, onderdelen binnen debatten en wat de waarde is van die relaties. Debategraph heeft als doelstelling om de debatten transparant te maken en nodigt iedereen uit om stelling te nemen door te reageren op argumenten of deze te bewerken. Open knowledge. Net als Wikipedia, maar nu in een debatstructuur. Een debatwiki.

    Hoe werkt het
    Debategraph bestaat uit twee onderdelen, de debate explorer en de debate mapper. De debate explorer gebruik je om te zoeken naar debatten en om door de lagen van een debat te navigeren. Door te klikken op de cirkels verken je de verschillende argumenten/discussies/standpunten van het debat. Je kan de debate explorer, met een specifieke view, embedden in je website of weblog. WordPress ondersteund het embedden van een ‘iframe-tag’ niet goed, waardoor ik het niet kan laten zien op mijn blog. Deze link linkt naar een view over ‘climate change’. Door de klikken op de cirkels kom je in een onderliggende laag van het debat terecht. Je hebt de mogelijkheid om te reageren op de argumenten of om deze verder uit te werken in de debate mapper.

    Als je daarvoor kiest dan in de debate mapper terecht, waar je het debat kunt bewerken. Hier leg je ook relaties met andere (onderdelen-) van debatten. De debate mapper is even wennen in het begin, zeker als je je nog in de bovenste lagen van het debat bevindt. Je maakt gebruik van een debate dashboard om te navigeren en om het debat te bewerken. Ik heb de Milankovitsch-variabelen toegevoegd als aanvulling op een argument in het klimaatdebat (zie afbeelding). In het dashboard bevindt zich ook een legenda die het kleurgebruik verklaart. Groen staat voor een ‘supportive argument’, rood voor een ‘opposing argument’.

    Via het dashboard heb je ook de mogelijkheid om een ‘live’-sessie te boeken en tref je een RSS-feed aan zodat je op de hoogte kunt blijven van de ontwikkelingen binnen het debat.

    Afsluitend
    Ik vind Debategraph een mooie web 2.0 applicatie. Het is een tool om te leren over de breedte en de diepte van een specifiek debat (gebruik de gallery voor mooie voorbeelden). Kennis verwerven. Debategraph maakt dat snel inzichtelijk, hoewel een kritische houding ten opzichte van de inhoud natuurlijk nodig blijft. Kwaliteit van de inhoud is afhankelijk van de personen die bijdragen. Maar we zien in Wikipedia een voorbeeld van hoe dat goed werkt. Het is vooral de wiki-gedachte over kennis en kennisdeling die Debategraph interessant maakt. Kennis co-constructie.

  • Mijn eerste digibordles

    Leestijd: 3 minuten

    Studenten hadden mij vorige periode gevraagd iets met digitale schoolborden te doen. Ze vinden het vreemd dat er op een lerarenopleiding geen digitale schoolborden zijn, terwijl steeds meer studenten op hun praktijkscholen een dergelijk bord in het lokaal hebben hangen. De vraag begint te komen, nu het aanbod nog. Wij hebben maar liefst één digitaal schoolbord hangen op school, en toen ik vanochtend het lokaal ging voorbereiden, moest ik eerst een whiteboard wegrijden (met afdrukken in het tapijt) en een projectiescherm oprollen.  Maar er gaan geruchten dat de digiborden ook bij ons binnenkort geïntroduceerd worden

    Voor mij was het eigenlijk ook de eerste keer dat ik met een digibord heb gewerkt en net zo nieuw als veel studenten in mijn groep, een goede basis om met elkaar  het fenomeen digibord te verkennen. Het enige streepje dat ik op ze voor had, was een workshop van Michel van Ast die ik vorige week meemaakte. Zijn programma was ook de basis voor mijn uurtje met de studenten. Dank je wel Michel. Ik heb een goed vertrekpunt voor mijn eigen leerproces.

    De techniek die ik tot mijn beschikking had was een SMARTboard met een vaste presentatie PC met SMART-software, maar waar je verder geen programma’s op kunt installeren (beperking netwerk). Om toch wat software te laten zien, heb ik mijn Powerbook gekoppeld aan het SMARTboard. Maar dat maakte het SMARTboard niet meer interactief. Was dus wel wat behelpen.

    Opzet les (met dank aan Michel van Ast)

    1. Voorkennis activeren door een mindmap te maken op het digibord. Waarom gebruik je een digibord? Je kan gelijk laten zien wat de mogelijkheden zijn wat betreft schrijven en invoegen van objecten.
    2. Ik heb een Symbaloo-pagina gebruikt om de structuur van de workshop aan te geven. Tegelijkertijd een voorbeeld van hoe je het digibord kunt gebruiken om elementen visueel aantrekkelijk te presenteren.
    3. Ik heb een filmpje over digiborden in het onderwijs laten zien. Vervolgens twee vragen gesteld aan de studenten: waarom denk je dat digiborden zo enthousiast onthaald worden in het onderwijs en waarom zou je een digibord achter in de klas hangen in plaats van voorin?
    4. Kort de techniek besproken van digiborden: drukpunten, tablet en pen, infrarood, stemkastjes, SMARTboard en ActiveBoards.
    5. Toen m’n Powerbook er bijgehaald en laten zien dat je met CoolIris, Phun en Google Earth natuurlijk een visueel aantrekkelijke lesmomenten kunt arrangeren. Het oog wil ook wat.
    6. Kabeltje weer terug de PC in en een aantal hide and reveal-trucjes laten zien en hoe je daarmee de aandacht van de leerlingen op het bord kunt focussen en interactiviteit met de klas kunt versterken. Ik heb een quizje gemaakt rond een mooie afbeelding van een vulkaan.
    7. Vervolgens heb ik de studenten naar het bord laten komen, en ze zelf laten oefenen (ik heb niet heel veel studenten) om die hide and reveal elementen te gebruiken. In het begin staan ze even te twijfelen, maar dan wordt er al snel geexperimenteerd en, heel belangrijk, samengewerkt! En dat is voor mij toch wel het belangrijkste als het gaat om didactiek van het digibord.

    Ondertussen blijven praten over de didactiek van het digibord. Bestaat die wel? Waar moet je opletten? Tips & trucs voor in de les.

    Leerpunten
    1.  Voor de zekerheid het bord callibreren voor dat je les begint. Dat had ik wel gedaan, maar de computer moest opnieuw opgestart worden, waardoor de coordinatie vinger-bord net niet helemaal klopte.
    2. Tip student: sleep de taakbalk naar beneden, dan hoef je niet op je tenen te staan, en kunnen leerlingen ook gemakkelijk gebruik maken van het digiboard. Supertip!
    3. Geschreven tekst tonen door met de wisser de dekkleur te verwijderen, kan alleen als de geschreven tekst (met de stift) gefixeerd  op het bord staat, net als ingevoerde tekst.
    4. Het is echt de investering waard om de SMART Notebook software te beheersen, dat geeft je de mogelijkheid om interactiviteit uit het bord te halen. Dan kan je ook werkvormen bedenken, waar je leerlingen naar het bord laat komen en samenwerkend leren kunt ondersteunen. Persoonlijk leerdoel voor de volgende keer is om een SMARTboard-les voor te bereiden die dat beter laat zien.

    Na afloop kwam een student (die wat later binnenkwam) naar me toe: “Ik heb duidelijk niet veel gemist”. Blijkt dat hij op zijn stageschool bijna elke les met het digibord werkt. Hij gebruikt het als zijn ‘desktop’ waarin hij bijvoorbeeld zijn lesplanning aan de leerlingen laat zien. Als er dan wat verandert, kan hij dat snel aanpassen. Hij vertelde ook over een les waarin hij een kaart uit WO I toonde, hij staat dan midden in de klas, en laat leerlingen pijlen tekenen om de bewegingen van de troepen te visualiseren. Echter, hide and reveal achtige-zaken had hij nog niet echt toegepast. Ik hoop dat hij toch nog een keer een kenmerkende beroepssituatie uitwerkt waarin hij dat kan toepassen.

    Wel leuk zo’n bijeenkomst waarin docent en student elkaar kunnen aanvullen. Ik ga maar eens wat meer het smartboardlokaal reserveren.

  • Project New Media Literacies

    Leestijd: 2 minuten

    Extend Limits bericht vandaag over new media literacies. Project New Media Literacies is een onderzoeksgroep binnen MIT. De new media literacies zijn sociale vaardigheden en competenties waarover je zou moeten beschikken om als volwaardige burger te kunnen participeren in een steeds complexer medialandschap. Interessant is het ‘voorlopige’ lijstje met de skills op de website:

    • Play – the capacity to experiment with one’s surroundings as a form of problem-solving
    • Performance – the ability to adopt alternative identities for the purpose of improvisation and discovery
    • Simulation – the ability to interpret and construct dynamic models of real-world processes
    • Appropriation – the ability to meaningfully sample and remix media content
    • Multitasking – the ability to scan one’s environment and shift focus as needed to salient details
    • Distributed Cognition – the ability to interact meaningfully with tools that expand mental capacities
    • Collective Intelligence – the ability to pool knowledge and compare notes with others toward a common goal
    • Judgment – the ability to evaluate the reliability and credibility of different information sources
    • Transmedia Navigation – the ability to follow the flow of stories and information across multiple modalities
    • Networking – the ability to search for, synthesize, and disseminate information
    • Negotiation – the ability to travel across diverse communities, discerning and respecting multiple perspectives, and grasping and following alternative norms
    • Visualization – the ability to interpret and create data representations for the purposes of expressing ideas,finding patterns, and identifying trends

    Ik vind het wel een interessant perspectief. Er zitten veel elementen waarvan ik vind dat met name de jongeren over deze vaardigheden moeten beschikken. Het gaat om informeel leren, kritisch denken, netwerkleren, informatievaardigheden en mediawijsheid. Het zijn de kenmerken van een kenniswerker in de 21e eeuw. Misschien mis ik wel expliciet innoveren, de vaardigheid om binnen dat sociale medialandschap jezelf te verbeteren en te profileren.

    Twee gedachten die in mij opkwamen:

    1. Als docentenopleider zie ik hier dus ook docentvaardigheden. De docent 2.0? De docenten in opleiding moeten de jonge kenniswerkers begeleiden in het opdoen van deze vaardigheden. In beide gevallen: bieden wij het onderwijs waarin studenten/leerlingen/docenten de ruimte hebben om deze new media literacies aan te leren en te ontwikkelen? We praten er veel over, maar doen….?

    Volgens de whitepaper Confronting the Challenges of Participatory Culture: Media Education for the 21st Century die op de site te downloaden valt zijn er drie probleemsituaties waar het onderwijs een antwoord op moet gaan vinden:

    a. participation gap – het wegnemen van ongelijkheid als het gaat om de mogelijkheden, ervaringen, vaardigheden en kennis die jongeren nodig hebben in het medialandschap van de 21e eeuw
    b. transparency problem – leerlingen bewustmaken van de manieren waarop media de beeldvorming beinvloedt
    c. ethics challenge – jongeren voorbereiden op hun steeds actiever wordende rol als mediamakers en deelnemers binnen communities.

    Ik wil wel eens weten in hoeverre de docenten-in-opleiding op de hoogte zijn van het veranderende medialandschap en wat dan vervolgens hun visie is op onderwijs en lesgeven. Op mijn School ervaar ik het persoonlijk als een moeizame discussie. Aan de ene kant zien studenten heel goed dat het medialandschap verandert, maar zijn vaak behoudend als het gaat om de rol van het onderwijs en docent.

    2. New media literacies zouden expliciet genoemd moeten worden in de kennisbasis ICT voor de lerarenopleidingen. Niet alleen focussen op de instrumentele vaardigheden die bij deze skills horen, gericht op het begeleiden van leerlingen, maar juist ook op de ontwikkeling van de student, de kenniswerker.

    Binnenkort de whitepaper eens goed bestuderen.

  • ADEF-conferentie “Verder met Kennisbasis ICT”: De workshops

    Leestijd: 3 minuten

    Ik heb afgelopen woensdag de ADEF Conferentie “Verder met Kennisbasis ICT” bezocht. Ik heb daar al een flinke blogpost over geschreven, waarvan ik nog aan het bijkomen ben. Wat een verhaal, kan het korter? Blijkbaar had ik het nodig, moest ik voor mijzelf wat zaken op een rijtje zetten. De conferentie bestond ook uit een aantal workshops.  Ik heb gekozen voor de sessies over de didactiek van het digibord en bloggen in het onderwijs. Andere sessies waren Werken met wiki’s bij duits en frans, content ontwikkelen/arrangeren en ontwerpen van leeromgevingen met mindmapping. Lees ook de post van Blogparty, inclusief MindMeister mindmap.

    De didactiek van het digibord
    Volgens Michel van Ast, docent wiskunde aan de HU en schrijver aan de Kennisbasis ICT, bestaat de didactiek van het digibord niet. Het gaat, volgens Michel, om het toepassen van bestaande werkvormen. Door gebruik te maken van het digibord wordt het toepassen van die werkvormen vergemakkelijkt. Combineer dat met de ‘wow-factor’ van het digibord en je hebt een succesverhaal. Dat verklaart misschien waarom deze techniek omarmt wordt door het onderwijs, ook door docenten die nog niet zoveel met ICT in het onderwijs hebben. Michel is heel duidelijk overigens: je laat leerlingen naar het bord toe komen. Mee eens.

    Mijn leerpunten:

    • De aantrekkingskracht van het digibord is enorm. Het heeft een ‘wow-factor’ en die moet je gebruiken. Gebruik bijvoorbeeld CoolIris in combinatie met een digibord. Dat wordt een hele grote iPod Touch.
    • Ieder bord heeft een aantal trucjes om aandacht op het bord te focussen: hide and reveal. Spelen met lagen in de Smartboard software om zaken te verbergen en te verschijnen, door elementen ‘weg te vegen’ of te verslepen.
    • Buitenwereld de klas in te halen, door Google Earth te gebruiken, maar ook door een visueel aantrekkelijke startpagina als Symbaloo, met tabbladen die linken naar online content.
    • Digibord is geen multi-touchbord.
    • Programma’s als Google Sketchup en Phun
    • zien er prachtig uit op een Digibord en werken enorm krachtig om zaken te visualiseren. Vooral Phun was een eye-opener voor mij. Het is een gratis programma waarmee je op een hele speelse manier kunt experimenteren met natuurkundige wetten. Het ziet er prachtig uit op een digibord, en is volgens mij enorm verslavend.
    • Je staat snel voor het bord, in het licht van de beamer. Het is handig om de beamer aan het plafond te hebben, zo dicht mogelijk bij het bord. Dan heb je ook de minste schaduw.

    In de workshop hebben we zelf ook een aantal zaken uitgeprobeerd op de smartboarden, met name de ‘hide and reveal’ elementen. Een hele interactieve workshop, erg leuk! Michel van Ast knows his stuff en als je een keer in de gelegenheid bent om een workshop van hem te volgen (hij was volgens mij ook op de I&I), doen!

    Linktips Michel:
    ICT&E – Smart Teaching and Learning
    ICT&E – Digiborden Videoclips
    Computers in de Klas: Digitaal Schoolbord

    Een weblog in het onderwijs
    Kees-Jan van Oorsouw, docent duits op de HAN-ILS presenteerde zijn ervaringen op het gebied van weblogs in het onderwijs. Zijn collega’s van het talenlab, niet ICT-minded, ervaren o.a. door het gebruik van weblogs dat best leuk kan zijn om ICT te integreren in het onderwijs, vanuit het oogpunt ‘gemakkelijk’, nog niet vanuit het oogpunt didactiek. It’s a start! Goed zo.

    Kees-Jan hield een vrij theoretisch verhaal en ging uitgebreid in op wat een weblog is. Een CommonCraft filmpje had best gemogen wat mij betreft. We stonden uitgebreid stil bij allerlei soorten blogs. Het is goed om een beeld te hebben van het fenomeen bloggen, maar focus op wat je er mee kan doen en bereiken, in plaats van weblogs in allerlei hokjes te stoppen. Zo kwam uit het publiek de stelling: “Weblogs zijn ijdeltuiterij”. Tja, als je dat vindt. Je hoeft die blogs niet te lezen. En wat voor iemand ‘ijdeltuiterij’ is, is voor een ander een leerproces.

    Het leerproces kwam aan het einde van de presentatie uitgebreid aan bod. Waarom laat je leerlingen/studenten met blogs werken?

    • leren om kritisch te denken
    • leren m zichzelf schriftelijk te verantwoorden
    • lezen bijdragen van anderen en leren daar op te reageren: interactiviteit, betere motivatie en betrokkenheid

    Kees-Jan gaf goed aan hoe weblogs passen in het onderwijs in de context van de “7 peilers van digitale didactiek” van Simons (ik link naar een presentatie van Wilfred Rubens op SlideShare) en de leerpiramide van Bales.

    Ik vond de context van het verhaal wat eenzijdig. De toepassingen en de voorbeelden zijn erg ‘docentgestuurd’, ik mis de rol van blogs in het informele leerproces en ‘connectivism’ van leerlingen/studenten. Maar wel een nieuw woord geleerd: blogneurose.

    Linktips Kees-Jan:
    Webquest Webloggen in het onderwijs

  • Onderwijs 21e eeuw: YouTube op school geblokkeerd?

    Leestijd: < 1

    Vanaf 12 december 2008 zal Hyves en YouTube binnen het Drenthe College niet meer beschikbaar zijn voor Medewerkers en Studenten. Hiertoe is besloten i.v.m. het verstorende karakter tijdens de lessen en werkzaamheden.

    Dit bericht is te lezen in de blogpost Plaatsvervangende schaamte en onderwijs op de weblog Trendmatcher tussen ICT en onderwijs. Om moedeloos van te worden. (meer…)

  • Kennisbasis ICT moet ontwikkelperspectief krijgen

    Leestijd: 3 minuten

    “Verder met de Kennisbasis ICT” was de titel van de tweede ADEF (Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten) ICT-werkgroep conferentie, die ik vandaag heb bijgewoond op de Hogeschool van Amsterdam. Een plenair gedeelte over de status van de kennisbasis ICT en hoe deze te interpreteren, daarna keuze uit twee workshops. Voor mij de eerste introductie met de kennisbasis ICT.

    K3
    De educatieve faculteiten zijn druk in de weer met de zogenaamde “K3”: kennisbasis, kennistoetsen en kennisbank. Zo hebben bijvoorbeeld alle tweedegraads lerarenopleidingen aardrijkskunde een kennisbasis ontwikkeld voor het vak. Een verzameling van kennisitems waarvan wij vinden dat een startbekwame leraar die moet beheersen. Op dit moment wordt er druk gewerkt aan zogenaamde kennistoetsen die een aantal keer in de opleiding worden afgenomen, om deze kennisbasis bij de student transparant te maken (en te voorkomen dat we ‘centrale examinering’ van de politiek opgelegd krijgen). En in de toekomst ligt het concept kennisbank, waarin we lesmateriaal met elkaar willen delen. Ik slik het woord WikiWijs nu even weg. De voorzitter van de ADEF ICT-werkgroep, Gert-Jan van Setten, wist te melden dat er een bedrag van 4 miljoen euro ‘vrijkomt’ om deze klus in 2,5 jaar te klaren. Aardig bedrag.

    Kennisbasis ICT
    Maar wat moet een startbekwame docent weten als het gaat om ICT? Welke standaard moeten docenten hebben als het gaat om digitale didactiek? Vandaar de opdracht om kennisbasis ICT vorm te geven. Ik heb hier een ontwerpversie voor mij liggen (ik heb deze nog niet digitaal), waarin 9 categorieën benoemd worden met ICT onderwerpen waarin een beginnende docent in het voortgezet onderwijs vaardig moet zijn. De vaardigheden zijn vervolgens per onderwerp benoemd als gedragsindicatoren.

    De categorieën zijn:

    1. Instrumentele vaardigheden
    2. Algemene didactiek
    3. Informatievaardigheden
    4. Presenteren
    5. Samenwerken en communiceren
    6. Individueel werken
    7. Begeleiden en beoordelen
    8. Digitaal toetsen
    9. Arrangeren en ontwikkelen

    Het is een flinke lijst geworden, en alles staat er wel zo’n beetje in. ECDL niveau, audio en video, elo’s, web 2.0, mediawijsheid (alleen het woord wordt niet gebruikt), synchrone en a-synchrone communicatiemiddelen, etc. Aan de basis van dit verhaal liggen de SBL E-competenties. Ik ga mij er binnenkort eens op storten. Het zal om details gaan.

    Ik vind het in ieder geval belangrijk dat in de verdere uitwerkingen van de kennisbasis niet vergeten wordt, dat het bij een kennisbasis niet alleen gaat om kennis van vak (in dit geval dus ICT), maar ook om kennis van leerlingen en kennis van leren. Het is belangrijk dat studenten begrijpen waarom deze vaardigheden zo belangrijk zijn als het gaat om begeleiden van leerlingen in het onderwijs van de 21e eeuw. Een visie en een missie hebben over ICT en onderwijs is ook een belangrijke gedragsindicator.

    Ontwikkelperspectief
    In de ochtend hebben de schrijvers de kennisbasis voorgelegd aan een aantal lectoren. Jan van Bruggen, lector Educatieve functies van ICT van Fontys, verving Peter van ’t Riet (lector ICT en onderwijsinnovatie) die met griep geveld was, met een korte toelichting. Hij stelde dat de kennisbasis zoals die er nu ligt, een hele dappere onderneming is om papier te zetten. Het is een helder document, niet vrijblijvend, erg handig voor toetsen e.d. Maar het is belangrijk om dit niet allemaal vast te spijkeren. Het advies van de lectoren is om voor een ontwikkelperspectief te zorgen. Er is meer nodig dan de beheersing van basiskennis en –vaardigheden op het gebied van ICT en onderwijs. Het gaat ook om de professionaliteit van de moderne docent die in staat moet zijn om ICT bewust in te zetten en dus op de hoogte moet zijn van de ontwikkelingen en mogelijkheden op het gebied van ICT en onderwijs, en hoe je daarmee je onderwijs kunt verbeteren. Jan van Bruggen:

    Het gaat om de veelvuldigheid van ICT. De dynamiek zit hem in de technologie die ons al jaren lang overspoelt. Dat zit niet alleen in de kennis, maar zit ook tussen de oren.

    Dat betekent dus dat er ruimte moet zijn voor de student om zich zelf te profileren, te ontwikkelen en zelf met zaken aan te komen. De context van het beroep wordt hier in heel belangrijk.

    Implementatie

    Dan rest er nog de vraag, hoe de kennisbasis te implementeren. Hoe ga je een ontwikkelperspectief vormgeven? Het zal in ieder geval geïntegreerd met de andere vakken moeten worden aangeboden, in de betekenisvolle context van de student die leraar aan het worden is. Dat betekent dat  het belangrijk wordt om samen met vakcollega’s kenmerkende beroepssituaties te schrijven die het startpunt worden voor de student.  Ik denk ook dat het heel belangrijk is om het veld, in de rol van opleidingsscholen, er bij te betrekken. Het implementeren van een kennisbasis vraagt in ieder geval innoverend vermogen.

    ICT innoveert, dus ook het onderwijs.

  • @slqotd op Twitter: Social Learning Question Of The Day

    Leestijd: 2 minuten

    Social Learning Question Of The DayVandaag kwamen “we” op Twitter een interessant initiatief tegen: Social Learning Question Of The Day. Op de website van @slqotd, Engagedlearning.net, lezen we:

    The Social Learning Question of the Day will simply do just that – throw out a question about social learning to the twitterverse and allow anyone to answer. Since we all have differing experience it would be good to come together and learn from each other.

    Vandaag de eerste vraag:

    Tues. Question: What are the most valuable characteristics of social learning (eLearning 2.0) for you – and why? (reply with a DM)

    Best lastig om in 140 tekens te antwoorden. Mijn antwoord: “Social learning for me creates an informal and secure learning environment, where I can easily be my self and at my best! Innovate!”

    Door samen te werken met anderen ontstaat er een informeel leerproces waar ik mij altijd bijzonder prettig voel. Ik kan goed mezelf zijn, waardoor ik enthousiast raak. En als de mensen met wie je samenwerkt dat ook hebben, dan versterkt dat elkaar. Een goede basis voor leren en innoveren denk ik zo!


    Hoe werkt het?

    Je hebt uiteraard een Twitter-account.

    • Volg @slqotd, @slqotd zal jou ook automatisch volgen;
    • iedere werkdag wordt er een nieuwe vraag over sociaal leren gepost;
    • je reageert op de vraag (of op een antwoord/opmerking van iemand anders) via een direct message: d slqotd;
    • deze tweet krijgt iedereen die @slqotd volgt ook te lezen;

    Voorlopig hele aardige reacties! Ik laat me altijd graag inspireren door tweets van anderen, een van de belangrijkste redenen waarom ik van Twitter ben gaan houden. Er zit altijd wel een eye-opener tussen, een leuke discussie of een opmerking die je verder aan het denken zet. Braintraining!

    Goede actie van Engaged Learning! Ben benieuwd wat er gaat gebeuren als dit echt los komt. Op dit moment zijn er twee personen die alle bijdragen monitoren, wat me een aardige klus lijkt. Ik hoop dat de reacties ‘on topic’ blijven. In ieder geval een mooi voorbeeld van Twitter als forum!

    Benieuwd naar de vraag van morgen.

    Update 09/12 19:33
    Je hebt minder dan 140 tekens om te antwoorden. @slqotd genereert “via @gebruikersnaam” in de tweets. Je antwoord heeft grote kans om afgebroken te worden. Is vast een plug-in voor.

Mijn blog waarin ik aantekeningen, ideeën, gedachten en ervaringen verzamel. Over onderwijs, leren en creatieve technologie. Over projecten, evenementen en inspiratiebronnen. Over mijn eigen ontwikkeling als professional. Over gras dat groener is aan de overkant. Met hier en daar een off-topic momentopname.

Jeroen Bottema