Aanstaande vrijdag verzorgt het lectoraat Teaching, Learning & Technology een expertsessie voor de masteropleiding Leren & Innoveren over het thema implementatie van de didactische inzet van ICT. De studenten bestuderen vooraf een aantal bronnen waaronder een deel van een weblecture (vraagt inloggen met een Inholland-account) met daarin een keynote van Alfons ten Brummelhuis (vanaf 06:38 min) over de opbrengsten van ICT in het onderwijs tijdens de mini-conferentie van het lectoraat TLT in september 2015. Ter voorbereiding heb ik de weblecture nogmaals bekeken, hieronder een weergave.
Balans
Er zijn veel verwachtingen ten aanzien van de inzet van ICT in het onderwijs, maar wat werkt nu wel en wat niet? Het betreft hier drie mechanismen: (1) de voorwaarden om ICT te gebruiken, vervolgens (2) het daadwerkelijke gebruik met als resultaat (3) de opbrengsten: wat levert het op. De opbrengst hangt samen met de keuzes die gemaakt worden in het gebruik van de ICT-toepassing en dat hangt weer samen met de voorwaarden die aanwezig zijn. Ten Brummelhuis: “Wilt u andere opbrengsten? Dan moet u andere oorzaken creëren.”
De voorwaarden voor gebruik van ICT, in zijn meest eenvoudige vorm, betreft de interactie tussen mens en techniek. De technische benadering van voorwaarden betreft de aanwezige structuur, digitale leermiddelen en toepassingen. De menselijke benadering van voorwaarden betreft de visie op onderwijs en samenleving en de deskundigheid en professionaliteit van docenten. We herkennen hier de bouwstenen in het Vier in Balans-model, en wil je als school op duurzame wijze de opbrengsten in de onderwijsorganisatie consolideren dan dien je aandacht te hebben voor alle bouwstenen, voor de balans. Ten Brummelhuis geeft aan dat dit complex is, er bestaat geen blauwdruk voor, maar het is duidelijk dat er samenhang bestaat tussen de bouwstenen.
Het Vier in Balans model is bruikbaar om te analyseren of een school of opleiding in balans is als het gaat om het gebruik van ICT. Is er voldoende aandacht voor de bouwstenen en de samenhang daartussen. Maar hoe ontstaat die balans? Zoals gezegd, er bestaat geen blauwdruk voor maar toch is het interessant om meer te weten te komen over hoe acceptatie en duurzame implementatie van ICT tot stand komt. In opdracht van Kennisnet heeft het lectoraat TLT hier onderzoek naar gedaan.
Bouwstenen
Vervolgens gaat Ten Brummelhuis in op de afzonderlijke bouwstenen: hoe staan we er voor?
Wat betreft de infrastructuur laat Ten Brummelhuis zien dat er steeds meer computers beschikbaar zijn in het onderwijs, en leerlingen hoeven steeds minder een computer te delen. Een positief beeld. Ten Brummelhuis geeft aan dat er een fundamentele misvatting in deze benadering zit, die van meer is beter. Maar het is wel een gegeven: ICT dringt steeds meer het onderwijs binnen.
Ten Brummelhuis bespreekt vervolgens de ontwikkeling van digitale leermaterialen. Steeds meer materiaal wordt digitaal in het onderwijs, maar ook hier zet hij een kritische noot: meer materiaal krijgen wil nog niet zeggen dat de opbrengsten omhoog gaan. Ten Brummelhuis pleit voor waakzaamheid voor digitale kwakzalverij, het aanbieden van digitaal leermateriaal waarvan gepretendeerd wordt dat inzet ervan leidt tot hogere leeropbrengsten, waarbij het de vraag is of dat ook daadwerkelijk het geval is. Maar ook hier stelt Ten Brummelhuis vast: digitaal leermateriaal is een gegeven binnen het onderwijs.
Het beeld van beide ontwikkelingen betreft een geleidelijke verandering en Ten Brummelhuis geeft dan ook aan dat de gedachte dat innovatie in het onderwijs een disruptive change is in ieder geval weerlegd moet worden vanuit de realiteit van het verleden. Hij pleit dan ook voor realiteitszin en dat we moeten stoppen om valse verwachtingen te wekken ten aanzien van technologie in het onderwijs.
Wat betreft de bouwsteen deskundigheid ziet Ten Brummelhuis een mooi beeld. Docenten ervaren voor zichzelf dat ze in toenemende mate in staat zijn om met ICT in het onderwijs om te gaan. De didactische vaardigheden van de docenten stijgt gestaag.
De bouwsteen visie vinden we volgens Ten Brummelhuis het moeilijkst om te bespreken. Wat is je visie op onderwijs is geen eenvoudige vraag. De nadruk kan liggen op een leraargestuurde visie op onderwijs, op een leerlinggestuurde visie en allerlei mengvormen daartussen. Wat is de mate van zelfsturing die de lerende heeft, en welke rol heeft de docent in dit proces. Ten Brummelhuis laat zien dat 90% van het onderwijs een dominant deel leraarsturing kent, blijkbaar een soort van constante in het onderwijs in Nederland. Leraren verschillen van elkaar in de mate waarin ze tegemoet komen aan leerlingsturing.
Overigens maakt het volgens Ten Brummelhuis op basis van de opbrengsten niet uit waar de nadruk ligt in het profiel. Beide profielen kunnen effectief zijn. Maar wat wel belangrijk is dat als je ICT wilt inzetten voor leraarsturing dat daar andere gebruiksvormen en randvoorwaarden bij horen dan bij het inzetten van iCT ten behoeve van leerlingsturing. Ten Brummelhuis: “Als je een infrastructuur aanschaft op basis van leerlinggestuurde visie op onderwijs, maar de visie van de docent is gericht op leraarsturing dan hebben we de spullen voor niets gekocht”.
Het gebruik van ICT in het onderwijs stijgt gestaag, volgens Ten Brummelhuis, en er is zijn algemeenheid veel draagvlak voor de inzet van ICT in het onderwijs. 80% van de docenten geeft aan dat ze de indruk hebben dat ICT bijdraagt aan de motivatie van leerlingen, aan efficiënter onderwijs en betere leerprestaties. Maar is het vervolgens ook waar? Is daar evidentie voor?
Kennispiramide
Dit is voor Ten Brummelhuis aanleiding om stil te staan bij de kennisopbouw van ICT in het onderwijs aan de hand van onderstaande kennispiramide. De onderste laag betreft de ideeën over ICT en wat werkt in het onderwijs. Een deel van deze ideeën brengen we in de praktijk, een deel van de ideeën blijkt niet uitvoerbaar. In de praktijk kan iets minder dan er aan ideeën zijn. De toplaag betreft het bewijs: evidentie over wat wel en niet werkt in het onderwijs.
De essentie in de kennisopbouw is volgens Ten Brummelhuis dat de inzichten die in de toplaag worden ontwikkeld vervolgens weer gebruikt worden bij het vormen van nieuwe ideeën. Maar daarbij dient wel het kaf van het koren gescheiden te worden. In de fase van idee-generatie is er vaak sprake van een troebel beeld van wat mogelijk werkt, maar professioneel handelen vraagt uiteindelijk dat er gebruik wordt gemaakt van de heldere beelden uit onderzoek. Heldere beelden en troebele beelden dienen van elkaar gescheiden te worden.
Leren, leven, werken
Ten Brummelhuis maakt vervolgens onderscheid in drie soorten opbrengsten waar ICT een bijdrage aan kan leveren, en koppelt deze opbrengsten aan de functies van het onderwijs: (1) talentontwikkeling van lerenden (leren), (2) voorbereiding op de samenleving: burgerschap en socialisatie (leven) en (3) kwalificatie voor de arbeidsmarkt, voorbereiden op het vervullen van een rol in een economisch proces (werken). Bij opbrengsten van ICT voor leren hoort een ander type gebruik en andere voorwaarden dan bij opbrengsten van ICT voor werken en leven.
Werken
Het valt Ten Brummelhuis op dat in veel sectoren wordt benoemt wat je op het gebied van ICT moet beheersen voordat je een diploma krijgt. Alleen in het onderwijs laten we het over aan vrijblijvendheid, stelt Ten Brummelhuis, en daar moet nog een stap in worden gezet. Dat vindt hij de verantwoordelijkheid voor de hele beroepsgroep van het onderwijs: het kan toch niet zo zijn dat er geen heldere afspraken worden gemaakt over competenties die professionals moeten beheersen voordat ze worden toegelaten tot het beroep waarvan we weten dat ICT een cruciale rol vervult.
Het gaat hem er niet om dat ICT meer gebruikt wordt, maar vooral dat het juist gebruikt wordt. Want, zo geeft Ten Brummelhuis aan, de opbrengst van ICT kan zijn dat de leerling beter presteert in vergelijking met hoe het daarvoor ging, maar het kan ook niets uitmaken of de leerling kan slechter presteren. Het onderwijs vraagt om professionals die in staat zijn om te bepalen wanneer ICT wel en niet kan worden ingezet, en dat kan je niet overlaten aan vrijblijvendheid.
Leven
Het onderwijs dient jongeren voor te bereiden op een samenleving waarin ICT een essentiële rol vervult. En dat vraagt dat onze toekomstige burgers een aantal vaardigheden (digitale geletterdheid, 21st century skills) dienen te beheersen en het onderwijs levert hier inspanningen voor. Ten Brummelhuis is echter kritisch op deze inspanningen: de effectiviteit ervan voor leerlingen kan niet worden vastgesteld. Wat wel wordt vastgesteld is dat leerlingen die op dit terrein al veel weten beter worden van deze inspanningen, maar dat leerlingen die weinig weten op dit terrein er weinig van opsteken. Ten Brummelhuis stelt vast dat de voorhoede steeds meer vooruit gaat terwijl diegene die we eigenlijk willen helpen niet geholpen worden door wat we doen.
Leren
De grote uitdaging voor de leraar ligt op het terrein van leren. Bepalen welke toepassing voor welke groep leerlingen het meest adequaat is rekent Ten Brummelhuis tot professioneel gedrag van de leraar.
Er zijn geen pasklare antwoorden bij de inzet van ICT in het onderwijs. Door middel van onderzoek kunnen we kijken waar we staan en dan is het zaak om deze inzichten mee te nemen in hoe de toekomstige generatie kan profiteren van deze inzichten, van de opbrengsten die ICT in het onderwijs te bieden heeft.